Van wandelclub tot jeugdrevolte

De fahrende Scholaren van Steglitz

Rond 1890 verzamelde zich rond de 15 jarige Maagdenburgse scholier Hermann Hoffmann een groepje vrienden die op zondag en in vakanties wandeltochten ondernamen in de omgeving. De expedities hadden een spartaans karakter. De jongens reisden als zij gebruik maakten van de trein uitsluitend 4e klas. Ze kookten hun eigen eten op spiritusbranders of houtsvuur en meestal overnachtten ze bij een boer in het hooi. Met deze goedkope manier van reizen onderscheidden de jongens zich van de toeristische manier van reizen, zoals die toen steeds meer in zwang kwam bij de burgerij.

In 1894 verliet Hoffmann de groep, omdat hij in Berlijn ging studeren. In Steglitz, zijn nieuwe woonplaats en toen nog een klein semi-agrarisch voorstadje ten zuiden van Berlijn, wist hij al snel een groepje gymnasiasten, die hij vrijwillig stenografie-onderwijs gaf, enthousiast te maken voor de door hem beoefende vrijetijdsbesteding. Zij gingen nu ook naar andere delen van Duitsland en over de grenzen. De belangrijkste tocht die zij ondernamen was de later klassiek geworden Böhmerwaldfahrt in de zomer van 1899 (3).

Karl Fischer

Later dat jaar verliet Hoffmann de groep om zich te wijden aan zijn nieuwe loopbaan als diplomaat. De leiding werd overgenomen door Karl Fischer. Vanaf dat moment ondernamen de jongens veel vaker uitstapjes. Hij introduceerde een nieuwe groet (Heil) en een nieuw kostuum, de Kluft. Fischer noemde zichzelf 'Oberbachant'. Nieuwkomers begonnen met de rang van 'Scholar', werden vervolgens 'Bursche' en later 'Bachant'. Deze terminologie was niet afgeleid van de god Bacchus, maar verwees naar de 'Fahrende Scholaren', rondtrekkende studenten, uit de middeleeuwen, die als voorbeeld dienden. Volgens Hans Blüher kreeg elke nieuwkomer van Fischer een lesje over de afkomst van deze namen (4). Promotie was afhankelijk van individuele prestaties en gedrag tijdens de 'Fahrten'.

Wandervogel

Deze brochure uit 1913 laat de uitrusting van een Wandervogel zien. Daartoe behoorde onder meer een Wanderkluft.

Fischer, die door andere Wandervögel is omschreven als een geboren leiderstype, had veel ambitieuzere plannen met de jeugd dan Hoffmann en mede door hem groeide het kleine, informele zwerversgroepje uit tot een grote beweging (5). Om zo'n jeugdbeweging op te bouwen had Fischer de steun nodig van ouders en school, want studentenorganisaties in of buiten school waren verboden. Nu had Karl Fischer het geluk dat hij goed kon opschieten met het hoofd van het gymnasium, Robert Lück. Deze gaf hem de vrijheid om er met de andere jongeren van de school op uit te trekken zonder het gebruikelijk toezicht van leraren of ouders. Naast Robert Lück had Fischer ook goede contacten met Wolfgang Kirchbach, een journalist uit Steglitz, en Ludwig Gurlitt, een reformpedagoog die les gaf op het gymnasium. Beide mannen waren enthousiast over de wandelbeweging van Fischer en de samenwerking met Kirchbach en Gurlitt resulteerde in de oprichting van de vereniging 'Wandervogel, Ausschuss für Schülerfahrten' op 4 november 1901.

wit Herinneringsplaquette voor de oprichting van de Wandervogel

Herinneringsplaquette voor de oprichting van de Wandervogel in de kelder van het raadhuis in Steglitz. 'Op 4 november 1901 werd hier in de raadskelder de 'Commissie voor schoolreizen' in het leven geroepen en verkreeg de naam Wandervogel. Uit deze eerste groep ontstond de Duitse Jeugdbeweging'.

Op de avond van de 4e november kwamen in het achterkamertje van een Rästkeller in Steglitz vijf volwassenen en vijf jongeren bijeen voor de oprichtingsvergadering van de nieuwe vereniging. De vergadering werd geleid door Wolfgang Kirchbach. Het was de bedoeling dat de leiding over de Wandervögel in handen kwam van ouderen, de Ehrerat, en jeugd tesamen in de vorm van een 'Kartell' (6). De 'Ausschuss', die gevormd werd door ouders en volwassenen vrienden van de Wandervogel, vormde formeel de vereniging. Maar dit was een juridische truc om de wet waarin stond dat scholieren zich niet mochten verenigen te ontduiken. De Auschuss was dus een koepel voor de eigenlijke jeugdorganisatie voor jongeren tussen de twaalf en negentien jaar oud (jongeren onder de twaalf jaar waren fysiek niet sterk genoeg voor de spartaanse expedities en diegene ouder dan negentien jaar gingen meestal in dienst, elders studeren of een vakopleiding volgen). De volwassenen mochten niet deelnemen aan de tochten. Zij mochten alleen lid worden om de vereniging naar buiten toe te vertegenwoordigen of financieel te ondersteunen.

Ruzie binnen de gelederen

Al snel na de oprichting van de vereniging traden er tussen Karl Fischer en andere leden van de groep spanningen op. De oppositie, onder leiding van Siegfried Copalle, beklaagde zich over het 'Cäsarismus' van Fischer en het primitieve en ruwe karakter van zijn trektochten (7). De onderlinge spanningen leidden in 1904 tot een eerste splitsing van de Wandervogel in 'Wandervogel, Eingetragener Verein zu Steglitz bei Berlin' en de Altwandervogel onder leiding van Karl Fischer. In de eerste vereniging lag de nadruk op culturele ontwikkeling en hadden de trektochten minder het karakter van overlevingstochten, zoals bij Fischer het geval was. Na deze eerste splitsing in de Wandervogel volgde een lange geschiedenis van afsplitsingen en tijdelijke herenigingen van Wandervogelgroepen die ieder op hun eigen manier gestalte probeerden te geven aan het wezen van het zogenaamde 'Wandervogeltum'.

Een generatieconflict: zonen tegen vaders

De term 'jeugd' had in het Wilhelminische Duitsland een tweeledige betekenis. In de eerste plaats werd er een bepaalde fase in het leven van de mens mee aangeduid, die bijvoorbeeld door Eduard Spranger verbonden werd aan een hele verzameling emoties. Jeugd betekende voor hem 'Geistigkeit', 'Lebensdrang', 'Erotik', 'Sehnsucht' en een 'Unendlich verschlossenen Einsamkeit' (8). In de tweede plaats was 'jeugd' synoniem voor het begrip 'generatie' en verwees in dat verband naar een nieuwe, radicaal andere, categorie mensen. Jong zijn betekende niet meer alleen een lagere positie ten opzichte van ouderen qua rechten en plichten. Jong zijn werd een ideaal, een symbool voor vernieuwing van cultuur en maatschappij (9).

Van deze veranderende inhoud van de term 'jeugd' getuigt de jeugdige subcultuur die rond de eeuwwisseling ontstond in de vorm van jugendstil, expressionisme en Jeugdbeweging. Bij al deze groepen leefde de idee dat zij, de jeugd, een soort missie te vervullen had, een opdracht om tegen de oudere generatie ten strijde te trekken en de maatschappij te vernieuwen. Het thema van de vadermoord, symbool van het generatieconflict, waar vooral expressionisten zich op uitleefden, was een uiting van de agressie bij de jeugd tegen de burgerlijke beschaving en de sociale en politieke orde in Duitsland aan het einde van de 19e eeuw (10).

Bij de jeugdbeweging speelde het generatieconflict in het begin geen rol, maar in de loop van de tijd komt dit element steeds sterker naar voren. Ook Hans Blüher verklaart het ontstaan van de jeugdbeweging uit een generatieconflict. "Wo Väter und Söhne ganz und gar einig lebten, der Vater seinen Character dem Sohne widerstandslos zu übertragen vermochte und dieser stolz war auf das Erbe der Väter, da gab es keinen Boden für den Wandervogel", schrijft Hans Blüher in Wandervogel, geschichte einer Jugendbewegung.

Nieuw versus behoudzucht

Om het ontstaan van het generatieconflict te begrijpen wil ik nu eerst in vogelvlucht de maatschappelijke en culturele situatie in het Wilhelminische rijk, aan het einde van de 19e eeuw, bekijken. Duitsland was aan het einde van de 19e eeuw in korte tijd van een overwegend agrarische staat veranderd in een van de leidende industriestaten in Europa. In de nieuwe industriële samenleving ontstond een nieuwe manier van leven en een nieuwe manier om geld en macht te verwerven. Er kwam een nieuwe klasse bij - het proletariaat - en het socialisme kwam op. Het aantal vuile rokerige industriesteden nam toe. Oude traditionele (ver)banden veranderden of gingen verloren, wat kon leidden tot een gevoel van vervreemding.

De conservatieve maatschappijstructuur veranderde niet net zo snel, zodat er een steeds grotere kloof ontstond tussen de technische en economische veranderingen enerzijds en de starre, conservatieve maatschappij structuur anderzijds. Politieke en sociale spanningen konden als gevolg hiervan niet uitblijven. De veranderingen hadden op een verschillende manier invloed op de diverse maatschappelijke groepen. Voor deze geschiedenis van de Wandervogel is relevant welke invloed de maatschappelijke veranderingen hadden op de middenklasse. De Wandervogel was namelijk een typisch middenklasse fenomeen.

Toen Duitsland ging industrialiseren en de maatschappij onder invloed daarvan veranderde, kreeg met name de middenklasse aanpassingsproblemen. Dit had twee oorzaken. In de eerste plaats hield de middenklasse stevig vast aan een premodern waardensysteem waarin familie, kerk en een humanistische Bildung centraal stonden. Dit pre-industrieel waardensysteem strookte niet met de meer rationele, individualistische en universele waarden van een industriële maatschappij (11). Ten tweede voelde met name de midden- en lagere middenklasse zich in haar status bedreigd door andere maatschappelijke groepen die door de industrialisering juist de kans kregen sociaal te stijgen, terwijl haar eigen stijgingsmogelijkheden beperkt bleven. De middenklasse raakte ingeklemd tussen een militante arbeidersklasse enerzijds en de hogere middenklasse, het Bildungsbürgertum, anderzijds. Deze laatste groep deed er alles aan om haar stand aan de onderkant af te sluiten (12a).

Naar de relatie tussen de statusproblemen van de middenklasse en het fenomeen van de Wandervögel is onderzoek gedaan en daaruit is gebleken dat 80% van de eerste generatie Wandervögel het humanistische gymnasium doorliep (12b). Ook is vastgesteld dat de meerderheid van de Wandervögel afkomstig was uit de hierboven genoemde midden- of lagere middenklasse. Deze groep behoorde niet tot de oorspronkelijke 'Bildungsbürgertum'. Hieruit is geconcludeerd dat de jongeren van de Wandervogel uit een milieu kwamen dat Aufstiegsoriëntiert was en mogelijk te kampen hadden met statusproblemen.

Beschavingskritiek

De middenklasse bevond zich dus in een paradoxale situatie: zij was zelf een stuwende kracht geweest achter de modernisering, maar met de maatschappelijke veranderingen die daaruit volgden, kon zij niet omgaan. Rond 1900 raakte het Duitse 'Bürgertum' dan ook steeds meer in een identiteitscrisis. Dit uitte zich in een toenemende beschavingskritiek en de vorming van een tegencultuur, van cultuurkritische, levenshervormende of reformpedagogische minderheden uit de middenklasse (13). Tegen deze achtergrond ontstond rond 1900 een nieuwe jeugdcultuur, waarvan de Jeugdbeweging onderdeel was.

Hans Blüher zag de nieuwe jeugdcultuur die omstreeks 1900 ontstond in de vorm van de Wandervogel als een protest van de 'unerträglich belastete Jugend' tegen de oudere generatie (14). Na Hans Blüher probeerden nog veel meer schrijvers het verschijnsel van de jeugdbeweging te analyseren en te verklaren. Een groot deel van hen zag in het ontstaan van de jeugdbeweging een reactie van de middenklasse jeugd tegen de hypocriete burgerlijke beschaving, het ouderlijk huis en de school. Anders gezegd, zij verklaarden het verschijnsel van de Wandervogel vanuit een generatieconflict. Als oplossing zochten de Wandervögel niet hun toevlucht in een vooruitstrevende ideologie. Zij trokken zich juist terug in een eigen wereldje waarin een geromantiseerde verleden centraal stond. Deze verklaring vind je bij G.L. Mosse en Fritz Borinski, Robert Wohl, Hans Bohnekamp en Walter Laqueur (15). Maar deze schrijvers maken niet duidelijk wat het verband is tussen deze rebellie van de middenklassejeugd tegen het eigen milieu en de maatschappelijke crisis waarin dit milieu zich bevond - zoals hierboven beschreven. Om te kijken of er misschien wel zo'n verband is, kijk ik nog een keer naar de ontstaansgeschiedenis van de Wandervogel.

De verderfelijke Großstadt

In de bronnen over het ontstaan en de beginperiode van de Wandervogel is weinig terug te vinden van een revolutionair elan of van een eventueel generatieconflict. Hermann Hoffmann beschrijft in een artikel 'Hoch das Wandern' wat voor hem het wandelen in de vrije natuur betekent: "Hinein in die offene Welt, leichten Herzens, frei vom Zwang der Schule mit all ihren kleinen Sorgen, frei von dem Sorgen um das 'Morgen', frei von der Aufsicht über jeden Schritt, ganz sein eigener Herr, der sich selbst diesen Weg sucht" (16). Voor Hoffmann was het wandelen in de natuur met zijn groep, waarin de gelijkheid, vrijheid en kameraadschappelijkheid voorop stonden, een manier om zich tijdelijk af te zonderen van de strenge tucht van ouderlijk huis en school. Bovendien waren de ontberingen, die de trektochten onvermijdelijk met zich meebrachten 'so fruchtbringend für die Charakterentwicklung' (17). Waarschijnlijk was bij Hoffmann nog helemaal geen sprake was van rebellie, tegen wat dan ook. De samenkomsten van Hoffmann met zijn vrienden laten zich eerder plaatsen in de gewone traditie van jongeren om elkaars gezelschap op te zoeken en groepjes te vormen met eigen manieren en gewoonten (18). Bij Hoffmann gebeurde dit door de vorming van een wandelclub.

Wandervogel

Heinrich Hoffmann met zijn clubje gymnasiasten die hij stenografieles gaf in 1897. Helemaal links Karl Fischer.

wit Karl Fischer rond 1894

Karl Fischer rond 1894

Bij Fischer kwam hier een kleine verandering in, die desondanks essentieel is. Fischer bracht het rondtrekken in de vrije natuur voor het eerst expliciet in verband met de verderfelijke invloed van de grote stad. Dit blijkt als hij in de zomer van 1901 tegenover Hans Breuer, ook een Wandervogel, zijn plannen ontvouwt voor de verbreiding van het Wandervogel-idee over heel Duitsland. Fischer zei toen tegen Breuer: 'Die Großstadt verschandelt die Jugend, verbildet ihre Triebe, entfremdet sie immer mehr einer natürlichen, harmonischen Lebensweise. Aus den grossen Häusermeeren steigt das neue Ideal: erlöse dich selbst, ergreife den Wanderstab und suche da draussen den Menschen wieder, den du verloren hast, den einfachen, schlichten, natürlichen"(19). Met deze "grosse propagandafähige Idee" wilde Fischer, volgens Hans Breuer, de Duitse jeugd enthousiast maken voor de Wandervogelbeweging en op die manier "der ihm vorschebenden Volkserneuerung" bewerkstelligen (20).

Invloed van de reformpedagogiek

Bij Fischer komt voor het eerst het element van maatschappijkritiek om de hoek kijken, terwijl dit bij Hoffmann nog helemaal geen rol had gespeeld. Het is opvallend dat Fischer zijn neue Heilswahrheit voor de Duitse jeugd pas ontwikkelde nadat hij met Wolfgang Kirchbach en Ludwig Gurlitt in aanraking was gekomen, dus op het moment dat Fischer in contact kwam met de Reformbeweging. Zoals eerder gezegd leidde de identiteitscrisis van de midden- en lagere middenklasse tot een toenemende beschavingskritiek. De Reformpedagogiek was een van de bewegingen uit de middenklasse die deze kritiek verwoordde voor wat het onderwijs betreft. Als gevolg van de maatschappelijke veranderingen waren de hogere scholen (gymnasia en universiteiten) rond 1900 in een crisis terecht gekomen (21). De gymnasia hadden onder invloed van de maatschappelijke veranderingen en onder druk van de overheid hun leerprogramma's moeten bijstellen, omdat ze niet meer voldeden aan de behoeften van een industrieële mogendheid. Bovendien werden op de universiteiten - traditioneel een bolwerk van het 'Bildungsbürgertum - sinds het einde van de 19e eeuw ook leerlingen toegelaten van het Realgymnasium en de Oberrealschule. Deze democratisering van het onderwijs vormde een bedreiging van de tot dan toe betrekkelijk hoge status van een afgestudeerde. Vooral de midden- en lagere middenklasse werden door deze veranderingen getroffen (zoals gezegd kwamen de meeste Wandervögel juist uit dit milieu). In de hoop dat hun kinderen met een gymnasiumopleiding in status zouden stijgen, deden ouders van deze kinderen uit de midden- en lagere middenklasse veel moeite om zo'n opleiding aan het gymnasium te kunnen betalen. Maar hun moeite werd niet beloond, omdat deze opleiding langzaam aan prestige verloor. En het was niet alleen dit deel van de middenklasse dat in status daalde, ook het beroep van gymnasiumleraar verminderde in aanzien. Volgens Hans Blüher leverde dit voor veel leraren aan zijn school problemen op (22).

Wolfgang Kirchbach in 1895

Wolfgang Kirchbach (1857-1906) rond 1895.

Ludwig Gurlitt in 1896

Ludwig Gurlitt (1855-1931) rond 1895.

Door de reformpedagogiek kwam de onvrede met deze ontwikkelingen naar buiten. Reformpedagogen zoals Ludwig Gurlitt, Max Pohl, Heinrich Albrecht en Gustav Wyneken beklaagden zich allemaal over de erbarmelijke toestand waarin het gymnasium zich volgens hen bevond (23). Het ideaal van de ware Bildung, Bildung in dienst van de geest, was op de achtergrond geraakt. Het gymnasium was verworden tot een leerfabriek, die alleen diende om leerlingen voor te bereiden op een economisch-maatschappelijke strijd en het 'imperialistisch hoera-patriotisme'. Het onderwijs op de Gymnasia was te eenzijdig. Ware Bildung betekende een volledige ontplooiing van het individu.

De oorzaak van alle ellende lag volgens de reformpedagogen bij de industrialisering. Die had de veranderingen in gang gezet. Het symbool van de industrieële maatschappij was de Großstadt dus dat is waar hun kritiek zich op concentreerde. De jeugd had volgens de reformpedagogen de taak om verandering in deze situatie te brengen. Wyneken had het over de "Eigenwert des Jugendalters" (24). De oudere generatie, verlamd door een verstard vasthouden aan verouderde normen en waarden, was hier volgens Wyneken niet toe in staat. Dit geloof in de vernieuwende kracht van de jeugd vind je niet alleen bij reformpedagogen. Het was een algemeen verschijnsel dat zich rond 1900 voordeed en het gevolg van een algemeen gevoel in een crisisperiode te leven.

De Wandervogelbeweging van Fischer leende zich goed om de ideeën van de reformpedagogen in de praktijk te brengen. 'Die Wandervogelbewegung ist, wie es die Jugend natürlich ist...rein gegenwartsbejahend, ohne Tendenz und Ziel. Sie muss ergänzt werden sozusagen von oben her durch eine Idee, die ihrer Kraft, Form und Richtung gibt" (25). In een bericht aan het 'Preussische Kulturministerium' schrijft Ludwig Gurlitt: "Zweck dieser Vereinigung ist, in der Jugend die Wanderlust zu pflegen, die Mussestunden durch gemeinsame Ausflüge nutzbringend und erfreulich auszufüllen, den Sinn für die Natur zu wecken, zur Kenntnis unsere deutschen Heimat anzuleiten, den Willen und die Selbständigkeit der Wanderer zu stählen, kameradschaftlichen Geist zu pflegen, allen den Schädigungen Großstädten die Jugend bedrohen, als da sind Stubenhockerei und Müssiggang, die Gefahren des Alcohols und des Nikotins - um von Schlimmeren zu schweigen."' (26).

Gurlitt benadrukt hier het pedagogische nut van de Wandervogelbeweging. Door het wandelen in de vrije natuur werden de kinderen afgeschermd van de verderfelijke invloed van de grote stad. Bovendien was de praktische kennis die zij opdeden van het volk en de Heimat een nuttige aanvulling op de feitenkennis die ze op school kregen. Opvallend is in dit verband ook de conclusie van Gurlitt waarin zijn kritiek doorklinkt op de bestaande geestelijke situatie in Duitsland: 'des Wandervogels scheint das zu sein, dass es ein frei wachsendes Gebilde ist, ein aus der deutschen Jugend selbst hervordringender Heilprozess gegen vererbte Unsitten und Schwächen, eine erscheinung, die wir Älteren mit stiller Freude beobachten und nach Kräften fördern sollten'... 'So erwandern sie sich mit einer lebendigen Kenntnis eine innige Liebe für ihr Vaterland, erweitern ihren Blick, erheben sich über die Enge des Kastengeistes, des Standesdünkels, religiöser Unduldsamkeit, partikularistischer Beschränktheit und politischer Voreingenommenheit. Wir wüssten kein besseres Mittel, all diesen Schädigungen der deutschen Seele schon in der Jugend entgegenzuwirken, als eben ein frisches, gemeinsames Wanderleben.' (27). Vevolgens roept hij alle leraren, ouders en vrienden van de jeugd op om de vereniging financieel te ondersteunen, waarmee zij een goede dienst kunnen doen voor het vaderland.

Na het voorafgaande kun je concluderen dat de Wandervogelbeweging, althans zijn voorloper, ontstond uit een behoefte van de jeugd om onder elkaar te zijn en op avontuur te gaan. Maatschappijkritiek of rebellie speelden toen nog geen rol. Maar nadat de fahrende Scholaren in contact waren gekomen met de reformpedagogiek van met name Ludwig Gurlitt werd deze terugtrekking een vorm van rebellie. Maar het was geen autonome rebellie van de jeugd tegen het ouderlijk huis en de school. De Wandervogeljeugd gaf uitdrukking aan de problemen waarin de middenklasse was geraakt onder invloed van de maatschappelijke veranderingen. Het was dus eerder de rebellie van de middenklasse tegen een maatschappij die zij zelf had helpen opbouwen, maar waarmee ze uiteindelijk geen raad wist. De reformpedagogen speelden hierin de rol van bemiddelaar.

De jeugdbeweging na 1910

Na deze fase waarin de reformpedagogen zich in de jeugdbeweging hadden gedrongen, begon rond 1910 een nieuwe periode. Op de universiteiten waren inmiddels ook Wandervogelgroepen opgericht, zoals de academische Freischaren. Het waren deze oudere Wandervögel die zich gingen bezinnen op de ideologische betekenis van de Wandervogelbeweging. Toen ontwikkelde zich een revolutionair geluid binnen de Wandervogelbeweging zelf. De revolutionaire boodschap bestond eruit dat de jeugd een missie had, een revolutionaire taak om de maatschappij te veranderen en ten strijde te trekken tegen de oudere generatie en tegen de school. De jeugd moest streven naar de verwezenlijking van 'die praktische verwirklichte Selbsterziehung in Jugendlichen Gemeinschaften'. Al met al werd er eigenlijk niets nieuws verteld. In veel uitspraken klonken nog steeds de idealen van de reformpedagogen door. In feite werd de jeugdbeweging rond 1910 niet ineens heel revolutionair, zij had slechts de oude idealen van de reformpedagogen geïnternaliseerd.

Leden van de Akademischen Freischar München

Leden van de Akademischen Freischar München tijdens de Freideutschen Jugendtag op 12 oktober 1913.