Conclusie

Onder invloed van het industrialiseringsproces ontstond in de loop van de 18e en 19e eeuw het familie-ideaal van de burgerij. Dit burgerlijke gezin werd gekenmerkt door de grote mate van intimiteit en geslotenheid ten opzichte van de gemeenschap. Voor de vrouw had deze scheiding tussen gezin en maatschappij grote gevolgen. Zij werd steeds meer verdrongen naar het huiselijk domein, terwijl de man buitenshuis zijn verantwoordelijkheden nakwam. Dit nieuwe rollenpatroon tussen man en vrouw werd gerechtvaardigd met behulp van de 'theorie van de Geschlechtscharactere'. Uit de natuur leidden filosofen, pedagogen en medici de verschillende geslachtskenmerken van man en vrouw af en daaruit volgden voor beiden verschillende taken. De aan het wezen van de vrouw ontspringende taken lagen binnen het gezin. De vrouw was van nature voorbestemd voor het huishouden, het moederschap en het behagen van de echtgenoot. De vrouw schiep binnen het gezin de behaaglijkheid en intimiteit, die de privésfeer tot 'Bereich des reinen Menschlichkeit' maakten.

Vrouwelijke deugden, die in opvoeding en onderwijs gecultiveerd werden - als zij niet reeds aanwezig waren - waren passiviteit, bescheidenheid, vlijt, aanpassingsvermogen en emotionaliteit.

Aan het einde van de 19e eeuw werd de leefwijze van de burgerij - gekenmerkt door een starre familiestructuur, strenge moralistische voorschriften en gedragsvormen en het strikte rollenpatroon tussen man en vrouw - steeds meer een verdedigingsmechanisme tegen chaos en een snel veranderende wereld. Dat betekende voor de vrouw dat zij steeds vaster in haar rol kwam te zitten.

Alhoewel de burgerlijke vrouwenbeweging halverwege de 19e eeuw in verzet kwam tegen de ondergeschikte en onmondige positie van de vrouw, slaagde ze er niet in daadwerkelijk iets te veranderen in de positie van vrouwen uit de middenklasse. Dit kan verklaard worden uit het feit dat zij het rollenpatroon tussen man en vrouw - waarop de minderwaardige positie van de vrouw was gebaseerd - niet bestreed. De vrouwenbeweging bleef vasthouden aan het traditionele familie-ideaal en aan het moederschap als de belangrijkste taak van de vrouw.

De 'neue Frau' die uit de Eerste Wereldoorlog te voorschijn kwam, vormde daarentegen wel een ernstige bedreiging voor de traditionele rollenverdeling tussen man en vrouw. De nieuw verworven zelfstandigheid van de moderne vrouw, op economisch en seksueel gebied, betekende een belangrijke breuk met het traditionele beeld van de vrouw waarin kuisheid, onderworpenheid en onzelfstandigheid centraal stonden. Deze nieuwe vrouw was niet langer uitsluitend voorbestemd voor een leven als huisvrouw, moeder en echtgenote. Deze vrouwen met een nieuwe identiteit vormden in de ogen van contemporaine schrijvers een ernstige bedreiging voor het traditionele rollenpatroon en daarmee voor het fundament van de burgerlijke samenleving: de traditionele burgerlijke familie.

De emancipatie van de vrouw na de Eerste Wereldoorlog was echter zeer ambivalent. In uiterlijk en gedrag kwamen vrouwen in opstand tegen het traditionele rollenpatroon en voor tijdgenoten was dat de aanleiding om te spreken van de 'neue Frau'. Maar de maatregelen van de overheid direct na de oorlog die tot doel hadden vrouwen weer zo snel mogelijk van de arbeidsmarkt te verdringen, de handhaving van het burgerlijk wetboek, de onderbetaling van vrouwen door de meeste werkgevers en het feit dat de meeste vrouwen na het huwelijk ontslag namen, geven wel aan dat er van een werkelijk gelijke behandeling van de seksen en een werkelijke emancipatie nog geen sprake was.

Deze tegenstrijdigheid maakt het emancipatieproces van vrouwen na de Eerste Wereldoorlog weinig doorzichtig. Het geeft wel een indruk van de onzekerheid waarin de burgerij na de Eerste Wereldoorlog verkeerde. Een terugkeer naar de 19e-eeuwse, Victoriaanse maatschappij was na de oorlog niet meer mogelijk, alhoewel de overheid het wel probeerde om de tijd zo snel mogelijk terug te draaien, maar men was ook nog niet klaar voor radicale vernieuwingen. 'Es gibt noch nichts Neues und über das Alte lächeln wir', schreef de schrijver Axel Eggebrecht. Dit gold zowel voor de emancipatie van de vrouw als voor de seksuele moraal. Veel elementen die de Victoriaanse seksuele moraal hadden gekenmerkt, overleefden de Eerste Wereldoorlog, maar seksualiteit liet zich niet meer zo gemakkelijk onderdrukken; de 19e eeuwse 'conspiracy of silence' was doorbroken.

Aan het einde van de jaren dertig werd de veilige weg gekozen en greep men terug naar 19e-eeuwse idealen. 'Moraal' en 'zedelijkheid', kuisheid en het begrip 'perversie' werden in ere hersteld. Drager van deze nieuwe preutsheid was de kleine burgerij, die na de vlucht van de keizer, het vernederende verdrag van Versailles, de inflatie en de massale werkloosheid naar waardigheid en orde streefde. Al voordat de nationaalsocialisten de macht overnamen, ontstond als tegenhanger van de geëmancipeerde en zelfstandige grotestads-vrouw een ander vrouwen-ideaal. Deze vrouw was blond, had lange haren en oogde fris en sportief. Zij diende zich aan om de charleston-dansende, rokende en autorijdende vamp van de jaren twintig af te lossen. De nazi's waren degenen die het offensief tegen de verdorven vrouw systematisch doorzetten. Maar Duitsland stond niet alleen in de kruistocht tegen de onzedelijkheid. In de Sovjet-Unie werden aan het einde van de jaren dertig de geslachtsdelen van beelden bedekt met lendendoekjes en het boek 'Lady-Chatterley's Lover' van D. H. Lawrence veroorzaakte in 1928 in Engeland een storm van verontwaardiging.

Het duurde tot de jaren zestig tot men weer in verzet kwam tegen deze kuisheidsidealen en er weer mogelijkheden waren voor de emancipatie van de vrouw.

Bernadette Hijstek, 1989