Zoon van de Tovenaar

'Vergnügten Herzens melde ich Dir die Geburt eines wohlgebildeten Knäbleins' schreef Thomas Mann op 19 november 1906 aan een vriend (3). De dag ervoor was zijn eerste zoon, Klaus Heinrich Thomas, geboren.

De familie bewoonde op dat moment een acht kamerappartement in Schwabing, een wijk in München. Vier jaar later verhuisde ze naar een grote villa aan de Isar in de Poschingerstrasse 1 en in de zomermaanden vertrok de familie naar een eigen landhuis in Bad Tölz. De vakanties in Tölz kregen in de herinnering van Klaus Mann een bijna legendarisch karakter. Ze vormden 'het hart, de kern van de mythe van de kindertijd'(4). Samen met zijn één jaar oudere zus Erika schreef hij hier zijn eerste verhalen.

de villa aan de Poschingerstrasse 1

De villa aan de Poschingerstrasse 1.

Thomas Mann rond 1906

Thomas Mann rond 1906. Hij werd door zijn kinderen de Tovenaar genoemd vanwege zijn roman De Toverberg, die hij tussen 1913 en 1924 schreef.

Thomas Mann bemoeide zich nauwelijks met de opvoeding van de kinderen. Van negen tot twaalf uur 's morgens werkte hij en moest het stil zijn in huis. Van vier tot vijf uur 's middags hield hij siësta en mochten de kinderen eveneens geen lawaai maken. Hoogtepunt van de dag vormde het moment waarop 'de Tovenaar' de kinderen bij zich riep om voor te lezen. Op jonge leeftijd werd al voorgelezen uit Gogol, Dostojevski en Tolstoj en toen de kinderen ouder werden droeg Thomas Mann ook voor uit eigen werk. Voor het overige was de opvoeding van de kinderen in handen van Mielein (Katia Mann) en de kindermeisjes.

Katia Mann met de kinderen

Katia Mann in 1919 met de kinderen. V.l.n.r: Monica, Golo, Michael, Klaus, Elisabeth en Erika.

Het rommelen in de verte

Toen Klaus Mann acht jaar was brak de Eerste Wereldoorlog uit. Het belangrijkste dat hij daarvan merkte was dat vlees en pudding van het menu verdwenen en het gezicht van de Tovenaar nog zorgelijker stond (4). Om ook een steentje bij te dragen aan de oorlogsschaarste wendden Klaus en Erika zich aan blootsvoets te lopen, omdat schoenen schaars en duur geworden waren. Toch had de familie Mann materieel gezien weinig te lijden van de oorlog; de uitgever van Thomas Mann bleef tijdens de oorlog stipt doorbetalen.

Op 11 november 1918 werd de wapenstilstand gesloten. De keizer vertrok en de republiek werd uitgeroepen. In Beieren had ondertussen de USPD'er Kurt Eisner de radenrepubliek geproclameerd. In deze tijd ontstond bij Klaus Mann een zekere interesse voor de politiek. In zijn dagboek noteerde hij nu niet meer alleen wie er op bezoek kwamen en welke boeken hij las. Hij schreef ook dat hij 'die Reaktion' haatte en toen op 12 februari 1919 vlak om de hoek van de school Kurt Eisner vermoord was, huilde de 12-jarige Klaus 'bittere tranen'(6). In de herfst van 1919 schreef Klaus Mann een prozastuk,Die Götteslästerin, waarin hij de draak stak met de hysterische angst voor Bolschewisten onder de burgerij. De schoolkrant van het Wilhelmsgymnasium, dat Klaus Mann sinds 1916 bezocht, drukte de tekst af, maar distantieerde zich van de inhoud vanwege de 'Für eine Jugendzeitung nicht passende Tendenz' van het stukje.

Revolutie en burgeroorlog, vredesonderhandelingen en klassenstrijd waren conflicten die Klaus Mann op zijn naïeve manier becommentarieerde; het dagelijkse leven raakten zij echter heel weinig en indirect. De burgeroorlog was niet meer dan 'een rommelen in de verte dat ons spelen begeleidde', schrijft hij in Het Keerpunt (7). Met de ineenstorting van de Beierse radenrepubliek en de daarop volgende installatie van de conservatieve dictatuur verdween zijn politieke belangstelling helemaal. De moord op Walter Rathenau in 1922, de bezetting van het Ruhrgebied en de inflatie gingen zo geheel aan hem voorbij, 'politiek is nutteloos en deprimerend; ik weigerde mij ermee bezig te houden' (8).

Reform-pedagogiek

Belangrijker waren de nieuwe vriendschappen die Klaus en Erika in deze periode sloten. Met Ricki Hallgarten en de 'Walter-mädchen', Gretel en Lotte, vormden zij begin 1919 de 'Laienbund Deutscher Mimiker'. Voor hun ouders voerden zij hun eigen gemaakte stukjes op. Klaus Mann wist vanaf dat moment dat hij toneelspeler wilde worden en in zijn dagboek schreef hij: 'Ik moet, moet, moet beroemd worden'(9). Maar het bleef niet bij toneelspelen. Het groepje bedreef zich ook in het stelen van snoepgoed. Deze en andere 'uitspattingen' leidden uiteindelijk tot de tijdelijke 'verbanning' van Klaus en Erika naar een internaat. Eerst bezochten Klaus en Erika, tussen april en juli 1922, de Bergschule Hochwaldhousen en vanaf september de Oberwaldschule Oberhambach. Beide scholen waren opgericht door de 'Landeserziehungsheim-Bewegung', die de principes van de Reform-pedagogiek in praktijk probeerde te brengen. De scholen waren democratisch georganiseerd; de verhouding tussen leraar en leerling was gelijkwaardiger en er werd veel aandacht besteed aan muziek en sport. Dat was heel anders dan de praktijken op de traditionele humanistische gymnasia die autoritair georganiseerd waren en waar bijna alleen de klassieke talen aandacht kregen.

Klaus Mann kreeg op de beide internaten alle vrijheid zijn tijd te besteden aan wandelen, lezen en schrijven van gedichten. Er ontstonden bovendien belangrijke vriendschappen. Klaus en zijn vrienden lazen elkaar gedichten voor, bezochten concerten, discussieerden over kunst en maakten lange wandelingen.

Jong zijn als ideaal

Belangrijk was ook zijn kennismaking met de idealen van de jeugdbeweging. Rond de eeuwwisseling was in Duitsland een soort jeugdige subcultuur ontstaan in de vorm van jugendstil, het expressionisme en de jeugdbeweging. Bij al deze groepen leefde het idee dat zij, de jeugd, een soort missie te vervullen had, een opdracht tegen de oudere generatie ten strijde te trekken en de maatschappij te vernieuwen. Jong zijn werd verheven tot ideaal of zoals Klaus Mann het uitdrukte, 'een revolutionair programma' en Klaus Mann nam gretig deel aan deze verering van de jeugd (10).

De vriendschappen en de hechte band met de leraren, die hij op deze beide scholen vond, namen niet weg dat Klaus Mann het gevoel had een buitenstaander te zijn. Aan Paul Geheeb schreef hij in deze tijd: 'Uberall werde ich Fremdlich sein. Ein Mensch meiner Art ist Stets und allüberall durchaus einsam'(11). In de zomer van 1923 verliet Klaus Mann de Odenwaldschule. De reden hiervoor was zijn angst voor Uto, een medescholier waarop hij hevig verliefd geworden was (12). Hij ging terug naar huis en kreeg les van privéleraren om zich voor te bereiden op het eindexamen.

Een schrijverscarrière

In deze periode bezocht hij voor de eerste keer Berlijn. Cabaret, jazzdans, nachtclubs en Russische restaurants vormden de belangrijkste bestanddelen van dit Berlijnse avontuur. Terug in München vond hij aansluiting bij een kleine kring bohémien die zich daar inmiddels gevormd had. Kort daarop gaf hij het eindexamen op en stortte zich op zijn nieuwe ambitie: schrijven. Zijn eerste artikelen verschenen in 1924 in Die Weltbühne de Vossische Zeitung, Simplizissimus en de Neue Rundschau.

Erika and Klaus in 1927 Erika and Klaus in 1928

Links: Erika and Klaus in 1927 (links) en in 1928 (rechts).

In september 1924 vertrok hij voor langere tijd naar Berlijn. Hij was toen achttien jaar. Via Klaus Pringsheim, tweelingbroer van Katia Mann, werd hij als theaterrecensent aangenomen bij het 12-Uhr blat. Kort na de publicatie van zijn eerste artikelen volgden ook boeken. Er verscheen een bundel korte vertellingen Vor dem Leben (1925), het romantische toneelstuk Anja und Esther (1925) en zijn eerste roman Der Fromme Tanz (1926). In deze boeken probeerde hij uitdrukking te geven aan de problemen van zijn generatie. Terugblikkend schrijft hij: 'De beschaving die wij in de jaren twintig leerden kennen, leek zonder evenwicht, zonder doel, zonder levenswil, rijp voor ineenstorting, bereid tot de ondergang' (13). Hij had het gevoel tot een generatie te behoren 'ohne Boden unter den Füssen...hilflos zwischen alle Extreme gestellt, und niemand ist unser Führer'(14).

Bankbiljet uit 1923

De cultus van Eros

Het rusteloos zoeken naar nieuwe waarden en idealen zie je niet alleen bij Klaus Mann of de Duitse jeugd. Het thema van de 'Lost Generation' leefde ook in Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten. De politieke en financiële instabiliteit in deze periode droegen hiertoe bij. Toch was het zeker niet zo dat Klaus Mann in deze periode echt werd geboeid door de politieke en sociale problemen van zijn tijd. Zijn primaire interesse lag, zoals hij het zelf uitdrukte, in de esthetisch-erotische sfeer. Onder invloed van schrijvers als Nietzsche, D.H. Lawrence, Oscar Wilde, Strindberg en Frank Wedekind voelde hij minachting voor het moreel-rationele en ging zijn aandacht uit naar het irrationele en het lichamelijke: 'de cultus van Eros' (15). Het waren voor hem de dagen van 'politieke onschuld en erotische exaltatie' (16).

Erika, Klaus en Pamela Wedekind

V.l.n.r.: Erika, Klaus en Pamela Wedekind rond 1925. Klaus Mann verloofde zich in 1924 met Pamela Wedekind en later had Erika een verhouding met haar. Toch trouwde Erika Mann in 1926 met de acteur Gustav Gründgens (en scheidde in 1929 weer van hem). Erika en Klaus kwamen later openlijk uit voor hun homoseksualiteit.

De critici sprongen niet bepaald zachtzinnig om met de zoon van Thomas Mann. Een van de critici kraakte Klaus Mann en zijn literaire vrienden als 'Gesicherte, in spielerischer Scheinproblematik verlorene Knaben'...'Als ahnungslose, snobistische, kindlische junge Leute' (17). Ook Berthold Brecht en Kurt Tucholsky bekritiseerden Klaus Mann. Kurt Tucholsky schreef in de Weltbühne over Klaus Mann: 'Der von Beruf jung ist und von dem gewiss in einer ernsthaften Buchkritik nicht die rede sein soll'(18). Deze harde kritiek kon niet verhinderen dat het toneelstuk Anja und Esther een succes werd en veel aandacht kreeg in de pers. Klaus Mann schreef hierover laconiek dat hij ook veel negatieve aandacht kreeg, maar alle reclame was meegenomen.

Nadat Klaus Mann in 1924 het ouderlijk huis had verlaten, vestigde hij zich nooit meer ergens voor langere tijd. Hij verbleef in hotels en pensions, logeerde bij vrienden of woonde enkele weken in zijn ouderlijk huis. 'Mijn onrust, mijn angst voor herhaling, monotonie en verveling - maakte het mij altijd weer onmogelijk op één plaats te blijven, bij één vriendenkring, één bezigheid...alleen uit een nerveus-irrationele behoefte aan verandering en beweging' (19).

het gezin Mann in 1927

Het gezin Mann in 1927. V.l.n.r: Monika, Michael, Golo, Katia, Thomas, Elisabeth, Erika en Klaus.