Tussen de oorlogen
De revolutie van 1919
- Inleiding
- Het zwarte schaap van de familie
- Sociaal-conservatieve ideeën
- Van rechts naar links
- Tussen de oorlogen
- Conclusie
- Noten, literatuur en links

Vanaf 1917 hield Von Gerlach in zijn weekblad vurige pleidooien voor een snelle beëindiging van de oorlog, voor een regeringswisseling en voor diepgaande verandering van de politieke structuur in democratische zin. Hij geloofde ook niet in de nieuwe mythe van Ludendorff (legerleiding) dat de oorlog een 'aufgezwungener Krieg' was. Tijdens de oorlog kwam Von Gerlach zelfs tot de overtuiging dat de verantwoordelijkheid voor het uitbreken van de oorlog bij de Duitsers lag. Daarom kregen de vrede en de omwenteling van 1918 zijn volle instemming. Hij gaf gevolg aan het verzoek van zijn vriend Rudolf Breitscheid (USPD) zitting te nemen in de nieuwe regering van de deelstaat Pruisen. Als staatssecretaris werd hij verantwoordelijk voor Poolse aangelegenheden. In die functie voerde hij onderhandelingen met Polen over het territorium Posen en over Poolse voedselleveranties aan Duitse steden in het oosten. Toen de USPD uit de regering trad, raakte Von Gerlach in zijn Poolse beleid geïsoleerd. Niemand steunde nu zijn oplossing van het Pools-Duitse grensprobleem, die zelfs door de SPD als landverraad beschouwd werd.
Ook over de binnenlandse politiek ontstonden grote meningsverschillen. Von Gerlach verweet de SPD dat ze het grootgrondbezit en het ambtenarenapparaat intact liet. Vooral het nalaten van landhervorming beoordeelde hij als een grote fout. De boeren verwachtten hervormingen, maar omdat daar niets van terecht kwam, behielden de junkers hun economische macht en gleden de boeren, die de Republiek aanvankelijk steunden, weer af naar rechts. De Republiek van Weimar bleef op die manier een groot-stedelijke aangelegenheid.

Omslag van Die Weltbühne van 2 December 1930

Ignaz Wrobel alias Kurt Tucholsky rond 1914
Het is opmerkelijk dat Von Gerlach later veel milder oordeelde over het gebrek aan hervormingszin van de toenmalige regeringsleider Ebert (SPD). In Die Weltbühne van 1926 verdedigde hij Ebert tegen de aanvallen van Ignaz Wrobel alias Kurt Tucholsky. Wrobel noemde Ebert een 'Verräter an der eignen Sache' die niets gedaan had aan nationaliseringen of hervorming van leger of ambtenarenapparaat op het moment dat het 'Bürgertum' en een deel van de arbeiders er klaar voor waren. Door Ebert waren deze groepen weer naar 'de reactie' overgegaan.
Wat betreft de kwestie van het grootgrondbezit was Von Gerlach het eens met Tucholsky, maar hij vond ook dat er rekening gehouden moest worden met de problemen waarvoor men in 1918 stond, namelijk het verhinderen van een economische ineenstorting en een daarop volgende hongerrevolte. Experimenten in de agrarische sector in een tijd van een moeilijke voedselsituatie brachten grote risico’s met zich mee. Voor het ambtenarenapparaat gold hetzelfde. Ervaren mensen waren onmisbaar om de machinerie goed te laten lopen. Aan de linkerkant ontbraken die voor het grootste gedeelte. Wat Von Gerlach Ebert wel verweet, was de overschatting van het gevaar voor de democratie van links en de grove onderschatting van het gevaar van rechts. Zelf stapte Von Gerlach in maart 1919 uit de regering toen de minister van justitie Wolfgang Heine de USPD vergeleek met pooiers en de minister-president van de Pruisische deelstaatregering, Paul Hirsch, dit onbestraft liet.
Gezien Von Gerlachs politieke ontwikkeling na 1918 paste hij het beste bij de linkerkant van de SPD of de rechtervleugel van de USPD. Met name de buitenlandse politiek van de USPD onderschreef hij, maar de binnenlandse politiek van deze partij keurde hij af omdat deze te veel heen en weer zwalkte tussen democratie en communistische radenrepubliek. Ook naar de socialisten stapte hij niet over omdat hij sceptisch was over hun economische politiek. Hij stond achter iedere praktische poging tot socialisering, maar hij wilde zich niet vastleggen op een programma waarin de socialisering van alle productiemiddelen bepleit werd. Hij betwijfelde immers of alle productiemiddelen zich daarvoor leenden en dat de productie werkelijk zou toenemen bij algemene socialisatie. Hij zag ook niet hoe het egoïsme, dat volgens hem zo eigen was aan iedere mens, tot een synthese zou kunnen komen met het socialisme.
Deze twijfels hielden hem af van het toetreden tot de socialistische beweging. Eind 1918 deed hij wel mee aan de oprichting van een links-liberale partij, de Deutschen Demokratischen Partei (DDP) van Theodor Wolff, waarin ook veel andere leden van de Demokratischen Vereinigung zaten.



Links en midden: twee affiches van de DDP voor de verkiezingen van het nationale parlement in Weimar uit 1919.
Rechts: verkiezingsaffche uit 1929. De DDP waarschuwt voor het toenemend straatgeweld tussen links en rechts als gevolg van de politieke radicalisering in de Weimarrepubliek. De DDP presenteert zich hier als beschermer van de familie (en de staat) tegen chaos en geweld (beeld en info: Lemo).
In deze partij hoopte hij zijn ideeën over een democratisch radicalisme naar Engels en Frans voorbeeld te kunnen realiseren. Maar al snel taande zijn optimisme over de nieuwe partij, terwijl er binnen de Partij zelf stemmen opgingen hem te royeren, want in Die Welt am Montag leverde Von Gerlach onomwonden kritiek op zijn eigen partij. Zijn positie werd nog moeilijker toen hij openlijk liet weten dat hij vond dat Duitsland verantwoordelijk was voor de oorlog en nu voor haar schuld moest boeten. Het verdrag van Versailles moest volgens hem dus, hoe hard en in sommige gevallen onrechtvaardig ook, ondertekend worden.
Radicaal-democraat zonder partij
Begin 1922 verliet hij de DDP weer en werd nu een radicaaldemocraat zonder partij. Zijn sympathie lag het meeste bij de SPD, maar toetreden deed hij niet. In Die Welt am Montag en Die Weltbühne zette hij zich krachtig in voor een nieuw Duitsland dat door een vreedzame buitenlandse politiek en een gewetensvolle uitvoering van het verdrag van Versailles vertrouwen en erkenning in het buitenland kon verwerven. Hij zette zich in voor de verdediging van de republiek toen de monarchistische reactie en 'völkisch-chauvinistische' krachten de kop opstaken. Deze groepen nam hij op de hak in zijn autobiografische afrekeningen met het oude regime van voor de oorlog, waarbij hij uit een onuitputtelijke voorraad pijnlijke en onthullende geschiedenissen kon putten. 'Was wir in Deutschland brauchen, ist wahrhaftig nicht mehr Ehrfurcht vor der Vergangenheit, sondern mehr Kritik an der Vergangenheit. Zerstörung von Legenden. Zertrümmerung von Götzenbildern! Weniger Treitschke, mehr Voltaire!'
Maar behalve tegen de rechtse groepen streed hij als overtuigd aanhanger van het parlementaire systeem ook tegen linkse radicalen en oefende het bolsjewistische Rusland geen enkele aantrekkingskracht op hem uit. Door zijn nadrukkelijke stellingname voor de Republiek tegen rechts werd Von Gerlach al snel een van de meest geliefde doelwitten van radicale nationalisten en ontsnapte hij aan de vooravond van de Kapp-putsch op het nippertje aan een aanslag op zijn leven (maart 1920).
Ondanks dit gevaar bleef hij zich actief inzetten voor de Republiek en het pacifisme. Hij bezocht pacifistische bijeenkomsten in binnen- en buitenland. Hij was actief in de Deutsche Friedensgesellschaft, Deutscher Friedenskartell en de Deutsche Liga für Menschenrechten. En hij rapporteerde in de periode van 1922 tot 1930 maandelijks aan de Carnegie Peace Foundation in New York over de toestand in Duitsland.
Von Gerlach heeft steeds aan de buitenlandse politiek een primaat boven de sociale politiek toegekend. Volgens hem moest er eerst een verstandige buitenlandse politiek gevoerd worden die in staat was het militarisme te overwinnen voor men überhaupt aan socialisme kon gaan denken. In dat kader pleitte hij voor toetreding tot de Volkerenbond en streefde hij naar verbetering van de betrekkingen met Frankrijk en Polen. Zijn contact met de Franse Liga voor de Mensenrechten droegen bij tot de eerste Frans-Duitse demonstratieve bijeenkomst in Berlijn in 1922. Hierop is nog een groot aantal jaarlijkse gemeenschappelijke vredesactiviteiten gevolgd.
Sinds 1914 hield hij zich ook weer bezig met het Poolse probleem. Hij streefde naar een verbetering van de economische en culturele betrekkingen om de spanning tussen Duitsland en Polen te verminderen. De inspanningen van Von Gerlach en zijn vrienden leidden in 1925 tot een Pools-Duitse bijeenkomst in Danzig, een jaar later gevolgd door een ontmoeting in Warschau. Bij deze ontmoetingen werden culturele programma’s opgesteld.
Binnen de Duitse vredesbeweging nam Von Gerlach een plaats in tussen de linkervleugel, die radicaal tegen de dienstplicht was, en het pacifistische centrum, waarin veel DDP-pacifisten zaten. Von Gerlach was voor het instandhouden van een gedemocratiseerde Reichswehr als instrument ter verdediging van de Republiek of als bestanddeel van de Volkerenbond. Hij was tegen de geheime wederopbouw van het leger voor zover deze de bij het Verdrag van Versailles gestelde beperkingen te boven ging. Protest hiertegen was in de Weimarrepubliek niet gemakkelijk, want wie over de illegale activiteiten van het leger schreef, kon aangeklaagd worden wegens landverraad. Ook Von Gerlachs aanvallen op het Reichswehrministerium liepen regelmatig uit op gerechtelijke vervolgingen.
Eind jaren '20 trok hij zich geleidelijk terug uit de vredesbeweging, omdat men daar steeds meer de confrontatie met de burgerlijke partijen zocht in plaats van samenwerking. Als voorstander van de versterking van de burgerlijke krachten steunde hij in 1928 het samengaan van de DDP en de rechtse DVP. Zelf had Von Gerlach niet al te veel sympathie voor deze twee partijen, maar hij hoopte dat de partijenstructuur er overzichtelijker door zou worden en het de liberale krachten zou versterken. Hem stond meer samenwerking van de pacifistische en democratische krachten voor ogen om het uiteenvallen van de Republiek te voorkomen.
Rampjaar 1931
Aan het einde van de jaren '20 groeide Von Gerlachs verbittering, waarbij het jaar 1930 een absoluut dieptepunt vormde. Op de verschillende fronten waaraan hij streed ging het mis. Binnen de vredesbeweging raakte hij geïsoleerd, de laatste op een democratische parlementaire meerderheid steunende regering (de grote coalitie van Hermann Müller) kwam ten val, uit bezuinigingsoverwegingen werd hij als hoofdredacteur van Die Welt am Montag ontslagen, terwijl hij het Duitse 'Bürgertum' steeds verder in de armen van het fascisme zag afglijden. Als journalist, pacifist en politicus voelde hij zich verslagen.
Het publicistische talent van Von Gerlach leek eind 1930 gedoofd. Het enige dat hij in die periode produceerde, waren een paar artikelen in de Dortmunder Generalanzeiger, een dagblad met een uitgesproken pacifistisch karakter, en zijn autobiografische serie artikelen 'Von Rechts nach Links' in het 8-Uhr Abendblatt.

Carl von Ossietzky (rond 1915)
In de laatste twee jaren van de Republiek kwam Von Gerlach, die altijd tot de kring rond Die Weltbühne in ruimere zin gerekend kon worden, in nauw contact met Carl von Ossietzky. In deze periode verdiepte hun vriendschap zich, die twintig jaar eerder, in de tijd van de Demokratischer Verein was ontstaan. Ossietzky haalde Von Gerlach over intensiever aan Die Weltbühne mee te werken. In 1932 nam Von Gerlach zelfs tijdelijk de leiding over Die Weltbühne op zich, nadat Von Ossietzky veroordeeld was wegens landverraad naar aanleiding van een artikel over de geheime herbewapening van de Duitse luchtmacht. De artikelen die Von Gerlach in deze periode schreef, laten weer iets van de vechtersgeest zien. Maar zijn belangrijkste drijfveer was nu niet meer het pacifisme, want wat dat betreft was hij een hoop illusies kwijtgeraakt. Hij waarschuwde tegen de risico’s van Brünings politiek voor het vredeswerk van Stresemann en Briand. Hij vond dat hij tien jaar eerder te optimistisch was geweest toen hij dacht dat de Reichswehr gedemocratiseerd kon worden. In plaats van een 'Republikanisering' van de Reichswehr was een militarisering van de Republiek opgetreden. Daarmee was het leger een gevaar voor de Republiek geworden.
Midden 1932 ging hij zich steeds meer zorgen maken over het gevaar van Hitler. Hij verweet Von Schleicher dat hij Hitler in zijn kortzichtigheid te veel onderschatte. Hij voorspelde dat de nationaal-socialisten op deze manier de grootste partij in de Rijksdag zouden worden. Bij de verkiezingen van eind juli 1932 bleek hij er niet ver naast te zitten, al stemde de verkiezingsuitslag hem nog enigszins hoopvol. Hij zag Hitler zelfs als de grote verliezer, omdat hij niet de absolute meerderheid van de stemmen had behaald. Hitler was nog niet in de positie de regering samen te stellen en hij mocht blij zijn als hij überhaupt tot de regering zou worden toegelaten. 'Das Maximum seiner Machtsmöglichkeit ist erreicht, falls er legal bleiben will, Und dass er das will, hat er ja beschworen.' Het stemmenverlies van de NSDAP in november 1932 becommentarieerde hij bij een lezing in Frankrijk zelfs met de optimistische mededeling dat er een wending had plaatsgevonden in de opmars van het Nazisme. 'Es gibt keine Möglichkeit eines diktatorisch-faschistischen Regimes bei uns.'
In januari 1933 eiste de leider van de ultrarechtse paramilitaire organisatie Stahlhelm openlijk de doodstraf voor Von Gerlach. Volgens Stahlhelm was het niet langer gepast dat een landverrader als Von Gerlach, die het schandalige verdrag van Versailles had verdedigd en als een verrader van het ware 'Duitse Volksdom' kon worden gezien, nog langer vrij rondliep [31]. In februari 1933, kort nadat Hitler aan de macht was gekomen, werd zijn paspoort ingetrokken. Ondanks deze bedreigingen van zijn vrijheid en zijn leven bleef Von Gerlach het als zijn plicht zien verder te strijden met de pen.
Exil
Hij kreeg daarvoor nog maar kort de tijd. Na de Rijksdagbrand op 27 februari 1933 kwam ook Von Gerlach op een zwarte lijst te staan. Tot de vijfde maart, de dag van de rijksdagverkiezingen, hield hij zich ergens in Berlijn schuil. De volgende nacht vertrok hij, bijna zonder bagage, door anonieme tips gewaarschuwd, met Rudolf Breitscheid naar München. Daar kreeg de van zijn pas beroofde Von Gerlach het aanbod met een gids de grens naar Tsjecho-Slowakije over te vluchten. Maar hij moest die mogelijkheid onbenut laten, wegens zijn verminderde fysieke vermogens. Hij was inmiddels 67 jaar. Uiteindelijk wist hij onder het mom van een picknick-uitstapje over de grens naar Oostenrijk te ontkomen.
Nadat hij Duitsland ontvlucht was, kon hij via de normale politieke wegen geen invloed meer uitoefenen. Maar hij legde zich niet bij de situatie neer. Vanuit Wenen reisde hij door naar Parijs, waar hij via de Liga voor de Mensenrechten veel vrienden had. Hij nam de leiding op zich van de Service Allemand die de opvang van Duitse vluchtelingen verzorgde. Naast deze bezigheden gingen ook zijn politieke activiteiten door. De Liga voor de Mensenrechten organiseerde spreekbeurten voor hem in Frankrijk en Zwitserland, waar hij zijn stem verhief om voor de ontwikkelingen in Duitsland te waarschuwen. Daarnaast schreef hij in Die Neue Weltbühne veel artikelen waarin hij met sarcasme en soms bijtende agressie het onrechtmatige karakter van het Naziregime aan de kaak stelde en de dwangvoorstellingen in de Nazileer, met name het antisemitisme, aanviel.
In de politiek die Von Gerlach ten opzichte van Duitsland propageerde, trachtte hij telkens politiek realisme te combineren met zijn pacifistische principes. Hij wees om die reden een preventieve oorlog tegen Hitler van de hand. Het leek hem zinvoller de innerlijke tegenstand in Duitsland te versterken, omdat het Nazi-regime nog geenszins stabiel was. Wel moesten de buurstaten een effectief veiligheidsbeleid voeren. Von Gerlach steunde het eenheidsstreven van de emigranten, waarbij hij bereid was zelfs met de communisten samen te werken. Bovenal hield Von Gerlach zich bezig met pogingen Carl von Ossietzky uit een concentratiekamp in Noord-Duitsland te bevrijden, waarin hij na de Rijksdagbrand terecht was gekomen. Hij zette zich in voor de toekenning van de Nobelprijs voor de vrede aan Von Ossietzky. Hij hoopte dat de publiciteit de Nazi’s zou dwingen tot vrijlating over te gaan. Het uiteindelijke resultaat hiervan - de daadwerkelijke toekenning van de Nobelprijs voor de Vrede aan Ossietzky - maakte Von Gerlach niet meer mee. Op 1 augustus 1935 werd hij op 69-jarige leeftijd getroffen door een hartaanval. De vreemdelingenhaat en een eventuele uitlevering aan de Gestapo bleven hem hierdoor bespaard.
_Hellmut_von_Gerlach.jpg/733px-Gedenktafel_Genthiner_Str_48_(Tierg)_Hellmut_von_Gerlach.jpg)
Gedenkplaat, Genthiner Straße 48 in Berlijn-Tiergarten